Sonnet

 


In hoeveel maskers achter maskers gaat
Het uiterlijk van onze ziel gehuld,
En als de ziel haar maskers vallen laat
Kent zij dan het gelaat dat wordt onthuld?


Het ware masker voelt zich niet van binnen
Maar blikt vermomd de buitenwereld aan.
Als het bewustzijn eraan wil beginnen
Laat het zich door zijn taak met stomheid slaan.


Zoals een kind schrikt van zijn spiegelbeeld
Zo wordt – gedachteloos – elke grimas
Door onze kinderzielen toebedeeld


Aan heel een wereld achter spiegelglas.
En de gedachte die de ziel ontmaskert,
Gaat daarbij zelf nooit anders dan gemaskerd.